Om vier uur �s middags word ik van de weg geblazen. In een fractie overzie ik de situatie. De berm is vlak en vrij, dus ik besluit geen laatste krampachtige poging te doen om op de been te blijven, laat me van de weg drijven en langzaam opzij vallen. Een schrammetje op m�n kuit, meer niet. Maar dit betekent wel dat van doorgaan geen sprake meer is. Na 52 kilometer, op een dag met nu eens de wind volop op m�n snuit (zwaar), dan weer van opzij (nog zwaarder want gevaarlijker), draai ik nu om en ga terug naar het eethuisje dat ik zojuist heb gezien. Het is genoeg geweest.
Ik mag mijn tent opzetten naast een schuurtje, uit de wind. Geen douche, geen water, een gat in de grond als WC. Eten is er gelukkig wel.
De volgende dag is de wind nog net zo sterk. Hij lijkt zelfs nog iets te zijn aangetrokken. Bah! Ik wil hier helemaal niet blijven, ik wil hier weg. Ik blijf een tijdje wachten. Om elf uur neem ik een besluit. Ik ben weer aardig fris, de benen zijn goed, het zou beter moeten gaan dan gistermiddag. En ik hoef maar 32 kilometer, naar Catavina, waar een hotel op me wacht, met een douche.
Ik ga op pad. Wanneer ik mijn fiets op de hoofdweg in gereedheid breng waait het matje van mijn zitting. Ik gooi de fiets neer en ren er als een dolle achteraan. Gelukkig blijft het matje achter een cactus hangen.
Als er geen auto of vrachtwagen in de buurt is probeer ik op te stappen. Na drie keer lukt het. We zijn op weg. Maar opnieuw is het geen doen. Ik heb het gevoel alsof ik af en toe 45 graden tegen de wind in hang. Ik moet al mijn stuurmanskunst en ervaring aanwenden om overeind te blijven. De plek waar ik gisteren onderuit ging nader ik vol spanning. Vloekend en tierend raak ik er voorbij, waarna ik meteen een pauze neem.
En verder. Ik slinger als een gek. Ik probeer in het midden van de rijbaan te blijven om genoeg ruimte te hebben. Af en toe zit ik op het randje van de berm, af en toe op de andere weghelft. Bij tegenliggers en hun spoor van wervelwinden zet ik mijn tanden op elkaar. Bij vrachtwagens die mij in willen halen houd ik stil. De zuigkracht van de trailers is angstaanjagend. Angstvallig houd ik mijn spiegel in de gaten.
Na drie kilometer is het opnieuw raak. Een kortstondige keiharde vlaag, en ik word de berm in geblazen, val weer terug, en beland met fiets en al op de rand van het wegdek. Gelukkig is er verder geen verkeer. Wel staat er iets verderop een pickup met volbeladen aanhanger geparkeerd. De pickup draait om, komt mijn kant op en stopt in de berm. Een man stapt uit en legt een hand op mijn schouder. "Are you OK?" Ik knik van ja. "We have problems with the car, we are out of oil. We go to the restaurant there. If we find oil we come back to help you."
De auto verdwijnt. Verdwaasd blijf ik achter. "... come back to help you." Pas dan dringt werkelijk tot me door in welke situatie ik me bevind. De tranen staan in mijn ogen. "Verdomme!", vloek ik tegen mezelf. Onverzettelijkheid is goed, onverzettelijkheid is nodig voor een trip als deze. Nodig om die helling op te komen, nodig om die laatste paar kilometers te draaien terwijl je eigenlijk niet meer kunt. Maar onverzettelijkheid kan zich ook tegen je keren. Kan tot dwaasheid worden, gevaarlijk worden. Ik moet blijkbaar niet alleen oppassen voor het verkeer en voor de wind, ik moet ook oppassen voor mezelf.
Een tijdje blijf ik staan, niet wetend wat te doen. Ik kan geen kant op. Doorgaan is geen optie. Teruggaan is, hoewel met de wind schuin van achteren, nog steeds gevaarlijk. Maar zo stilstaand is de wind behoorlijk koud. Ik ril.
Na nog een tijdje gewacht te hebben besluit ik toch terug te gaan. Het overeind halen en omdraaien van de fiets kost al enorme kracht. Ik blijf nog een tijdje wachten op een goed moment om op te stappen. De pickup, blijkbaar voorzien van nieuwe olie, komt langs en stopt. De bestuurder maakt vragende gebaren. "Ga ik terug naar het restaurant?" Ik knik van ja. Als de pickup is verdwenen stap ik op en raak met een aantal pauzes terug. Mijn snelheid probeer ik binnen de perken te houden: met 30 kilometer per uur vallen is wat anders dan met 5.
Bij het restaurant aangekomen parkeer ik mijn fiets en blijf een tijdlang met mijn hoofd in mijn handen zitten. Dit nooit meer.
-
Het bleef de hele dag stormen. Later hoorde ik dat er die dag een motorrijder en een trailer zijn omgewaaid. Ook de dag daarop bleef het stormen. Opnieuw ongelukken. Twee RV�s (recreational vehicles) zijn op elkaar gereden. Pas op de vierde dag gaat de wind liggen en kan ik op pad. Om elf uur �s ochtends sta ik in Catavina onder de douche het stof van vier dagen uit mijn haren te wassen. |